Woonplaats naar Nederlands recht
In artikel 4, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR) is opgenomen dat naar de omstandigheden wordt beoordeeld waar iemand woont. De bepaling van de fiscale woonplaats moet aan de hand van de feitelijke omstandigheden worden bepaald. Dit betekent dat niet het civiele recht en formele criteria, zoals inschrijvingen in gemeentelijke registers, beslissend zijn, maar de materiële werkelijkheid. Er is sprake van een woonplaats in Nederland als alle omstandigheden van het geval erop wijzen dat er een duurzame band van persoonlijke aard bestaat tussen de betrokkene en Nederland. Die band hoeft niet sterker te zijn dan met enig ander land (volgens Hoge Raad 12 april 2013, nr. 12/02980, ECLI:NL:HR:2013:BZ6824).
Het Hof is – evenals de Rechtbank – op grond van de hiervoor onder 2.1 vermelde feiten en omstandigheden, mede in onderlinge samenhang beschouwd, van oordeel dat aannemelijk is dat belanghebbende in de onderhavige jaren een duurzame band van persoonlijke aard met Nederland heeft gehad. Belanghebbende had een eigen woning in Nederland en een auto. Zijn familie en vrienden wonen in Nederland. Hij beschikte over Nederlandse bankrekeningen en werkte voor een Nederlandse werkgever. Verder heeft belanghebbende verklaard dat hij meestal alleen of samen met zijn vrouw aan het begin en het einde van zijn verlof in Nederland verbleef. Ook de keuringen, trainingen en cursussen vonden in Nederland plaats, aldus belanghebbende. Ook de door belanghebbende in hoger beroep overgelegde kopieën van bankafschriften tonen aan dat belanghebbende regelmatig verblijft in Nederland, al dan niet tezamen met zijn echtgenote. Het enkele feit dat hij meer dagen in Roemenië doorbrengt dan in Nederland is voor de beantwoording van deze vraag niet doorslaggevend, zie het reeds hiervoor vermelde arrest Hoge Raad 12 april 2013, nr. 12/02980, ECLI:NL:HR:2013:BZ6824. Lees verder