Bezwaar box 3-heffing inkomstenbelasting

U heeft het nieuws niet kunnen missen: De Belastingdienst is vlak voor Kerstmis 2022 door de Hoge Raad op de vingers getikt en kan niet (meer) heffen op grond van een fictief rendement.

Maak altijd zelf bezwaar tegen heffing box 3 op elke definitieve aanslag met uw DigiD!

Hoe maakt u bezwaar?
– Online bezwaar aantekenen tegen definitieve aanslagen inkomstenbelasting gaat simpel via de website van de Belastingdienst. Klik hier om online bezwaar te maken en volg de instructies!
– Is het niet mogelijk digitaal bezwaar te maken? Maak bezwaar via een PDF-formulier en stuur deze per post op aan de Belastingdienst.

Wat betekent dat voor u?
De Hoge Raad heeft op 24 december 2021 uitspraak gedaan over de box 3-heffing voor de jaren 2017 en 2018. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de box 3-heffing in strijd is met het eigendomsrecht en het discriminatieverbod. De Hoge Raad zag zich genoodzaakt om de betreffende belanghebbende adequate rechtsbescherming te bieden tegen de geconstateerde schending van zijn fundamentele rechten. In deze zaak stond vast welk rendement de belanghebbende werkelijk heeft behaald. Dit was lager dan het op basis van de wet veronderstelde rendement. Daarom bood de Hoge Raad rechtsherstel aan deze belanghebbende door alleen dat werkelijke rendement in de heffing te betrekken.

Voor belastingplichtigen die tijdig bezwaar hebben gemaakt om mee te doen met de procedure massaal bezwaar tegen de vermogensrendementsheffing, zal getoetst moeten worden of zij (een deel van) de betaalde rendementsheffing terug kunnen krijgen. De Belastingdienst heeft aangegeven de belastingplichtigen op de hoogte te houden van de praktische gevolgen van dit arrest. Vooralsnog wachten we de verdere ontwikkelingen over hoe om te gaan met deze uitspraak met spanning af!

Wij adviseren onze relaties met klem zelf (alsnog) meteen bezwaar aan te tekenen tegen een belastingaanslag met heffing box 3 over de jaren 2017 en verder (voor zover dat nog niet is gebeurd en ongeacht de dagtekening van de aanslag)!

Welke actie moet worden ondernomen?
Heeft u een box 3-heffing voor de jaren 2017 en verder? Maak direct zelf bezwaar (ongeacht de dagtekening van de aanslag)! Maakt u zelf meteen, alsnog (en indien van toepassing tijdig, dat betekent binnen 6 weken na dagtekening) bezwaar. Zeker als u een definitieve aanslag heeft ontvangen en indien u een box 3-heffing op de aanslag ziet staan. Let op! U kunt bezwaar maken als u de definitieve aanslag over die jaren hebt gekregen. Dat kunt u online doen met uw DigiD. Om uw bezwaar te onderbouwen, kunt u bijlagen toevoegen, maar dat is niet noodzakelijk. Heeft u online bezwaar gemaakt? Dan kunt u online volgen hoe ver de Belastingdienst is met de behandeling van uw bezwaar. Wij houden u van verdere ontwikkelingen in deze zaak op de hoogte via deze pagina.

Hoe maakt u bezwaar?
Online bezwaar aantekenen tegen aanslagen inkomstenbelasting gaat simpel via de website van de Belastingdienst.

Klik hier om online bezwaar te maken en volg de instructies!

Is het niet mogelijk digitaal bezwaar te maken? Maak bezwaar via een PDF-formulier en stuur deze per post op aan de Belastingdienst.

Op 4 november 2022 heeft het kabinet echter gezegd dat alle niet-bezwaarmakers aanspraak kunnen maken op een nieuwe uitspraak van de Hoge Raad, mocht de Hoge Raad belastingplichtigen in een nieuwe procedure in het gelijk stellen. Niet-bezwaarmakers met box 3 inkomen over de jaren 2017-2020 hoeven hiervoor geen verzoek in te dienen. Deze nieuwe procedure gaat over de vraag of niet-bezwaarmakers (net zoals bezwaarmakers) in aanmerking komen voor rechtsherstel. Met belangenorganisaties worden procesafspraken gemaakt over deze procedures voor niet-bezwaarmakers. Het kabinet zegt dit toe om de procedures en afhandeling van verzoeken zo efficiënt mogelijk te laten verlopen.

Stand van zaken

Update 24 december 2021

Voor belastingplichtigen die geen of buiten de termijn bezwaar hebben gemaakt om mee te doen aan de procedure massaal bezwaar geldt dat zij sinds 2017 niet meer automatisch meelopen met deze procedure. Deze uitspraak geldt dus niet automatisch ook voor hen. Voor hen geldt dat zij middels een verzoek ambtshalve herziening een vermindering van de belastingaanslag kunnen vragen. Dat heeft dan alleen zin indien de heffing op het werkelijke behaalde rendement lager uitvalt dan de heffing op het forfaitaire rendement. Wel is het de vraag of zij formeel gezien recht hebben op een dergelijke teruggaaf en belastingplichtigen die beleggen ook in aanmerking komen voor rechtsherstel. Zulks om reden dat zij niet risicomijdend hebben belegd.

Het FD schreef echter onlangs in een artikel dat Rechtbank Noord-Holland op 7 januari 2022 een te laat bezwaar tegen de vermogensrendementsheffing heeft toegekend op basis van het arrest van de Hoge Raad. De Belastingdienst heeft wel aangekondigd in beroep te gaan tegen deze uitspraak van de Rechtbank.

Ook Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de ‘fair balance’ tussen de belangen van X en Y en het algemene belang niet is gerespecteerd. Er is sprake van een ‘individual and excessive burden’. De rechtbank komt tot deze conclusie na een uitgebreid onderzoek van de jurisprudentie op het gebied van de box 3-heffing. Aan de hand van de jurisprudentie van vóór 5 juli 2019, waaronder een arrest van de Hoge Raad van 14 juni 2019, nr. 17/05606, V-N 2019/30.5, is het nieuwe stelsel door de rechtbank getoetst. Dat de wetgever geen rekening met dat arrest heeft kunnen houden bij de invoering van het nieuwe stelsel, is niet relevant voor de toets of de ‘nieuwe-jurisprudentie-uitzondering’ van toepassing is. Het arrest is immers van vóór het referentiemoment van 5 juli 2019. De onjuistheid van de aanslagen vloeit niet voort uit jurisprudentie die is gewezen nadat de aanslagen onherroepelijk vast zijn komen te staan.

Update 4 februari 2022

De fiscus heeft een bericht op hun website gepubliceerd met betrekking tot de stand van zaken. De Belastingdienst heeft vandaag (4 februari 2022) uitspraak gedaan in de massaalbezwaarprocedures box 3 over de jaren 2017 tot en met 2020. De Belastingdienst heeft het bezwaar toegewezen. De uitspraak staat in de Staatscourant. Voor de mensen die over deze jaren géén bezwaar maakten wordt bekeken of ook zij rechtsherstel moeten krijgen. De beslissing hierover valt uiterlijk 1 mei 2022.

Update 7 februari 2022

Er zijn 3 scenario’s voor massaal herstel box 3-heffing uitgewerkt. Dat blijkt uit een document dat staatssecretaris Van Rij van Financiën op verzoek van Kamerlid Omtzigt naar de Tweede Kamer heeft gestuurd. De staatssecretaris heeft tevens een memo verstrekt van de Belastingdienst met een verkenning van mogelijke ondersteuning door het ontwerpen van een proces voor geautomatiseerd opstarten van ambtshalve verminderingen. In het memo worden onder andere de kenmerken en de beperkingen van het proces beschreven, waaronder het feit dat niet alle posten geschikt zijn voor het proces en alsnog handmatig moeten worden herzien en dat er geen belastingrente kan worden vergoed. Lees hier het betreffende artikel.

Update 24 februari 2022

Maar hoe kunnen belastingplichtigen die niet in bezwaar zijn gegaan, compensatie krijgen? De landsadvocaat adviseert dit aan de politiek over te laten. Leenders ziet echter een andere mogelijkheid. Belastingplichtigen die niet in bezwaar zijn gegaan, kunnen volgens hem vragen om een ambtshalve vermindering op basis van artikel 9.6 Wet IB 2001. Nu bevat de Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001 een specifieke bepaling. Daardoor hoeft de inspecteur een te hoge belastingaanslag niet te verminderen als de onjuistheid van de aanslag voortvloeit uit rechtspraak die is gewezen nadat de aanslag onherroepelijk vast is komen te staan. Overigens kan de Minister van Financiën anders bepalen. Maar Leenders stelt dat deze bepaling alleen geldt als de inspecteur uit eigen beweging een ambtshalve vermindering moet verlenen. De bepaling geldt niet als de belastingplichtige zelf vraagt om een ambtshalve vermindering. Het lijkt Leenders raadzaam voor belastingplichtigen en hun adviseurs om massaal om ambtshalve vermindering te verzoeken. Lees hier het betreffende artikel. Klik hier om online bezwaarte maken en volg de instructies! Dit bezwaar zal worden aangemerkt als ambtshalve verzoek tot vermindering.

Advocaat-Generaal Niessen meent dat de verwerping van de vermogensmix in principe alleen noopt tot rechtsherstel bij aanslagen vanaf 2017. En het moet gaan om situaties waarbij het werkelijk rendement (beduidend) lager is dan het forfaitair rendement. Lees hier de conclusie van Advocaat-Generaal Niessen.

Update 1 maart 2022

De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de Belastingdienst uit moet gaan van het werkelijke rendement op sparen en beleggen. In de aangifte en de fiscale rapportage 2021 zijn de gevolgen hiervan nog niet verwerkt. Hierdoor zien belastingplichtigen met box 3 inkomen in de fiscale rapportage een inkomen en een berekend belastingbedrag dat mogelijk niet juist is. Het besluit hoe het arrest uit te voeren, wordt rond begin mei door de overheid genomen. Mensen met een aangifte in box 3 hebben dat opgeven zoals gebruikelijk. De Belastingdienst houdt de aangiftes met box 3 apart. Als bekend is hoe het herstel eruit ziet, berekent de Belastingdienst alsnog het juiste bedrag. Doordat ná de aangifteperiode wordt besloten over de oplossing, zullen de definitieve aanslagen bij mensen die aangifte doen in box 3, waarschijnlijk later dan de gebruikelijke datum van 1 juli worden opgelegd. Daar worden zij door de Belastingdienst over geïnformeerd.

Ook in de voorlopige aanslag 2022 is nog geen rekening gehouden met de eventuele gevolgen van de uitspraak van de Hoge Raad. Hierdoor kan de voorlopige aanslag 2022 voor mensen met een inkomen in box 3 te hoog zijn. Voor mensen met een terug te ontvangen bedrag kan de teruggaaf hierdoor te laag zijn vastgesteld. De voorlopige aanslag 2022 wordt verrekend met de definitieve aanslag 2022, waarin de gevolgen van het arrest wel zijn verwerkt. Maar er is voor mensen met inkomen in box 3 ook de mogelijkheid om de voorlopige aanslag 2022 niet te betalen. Voor hen kan een betaalpauze worden ingelast.

Update 2 maart 2022

In een brief aan de Tweede Kamer gaat staatssecretaris Van Rij in op de tijdens het debat over het kerstarrest van de Hoge Raad over de box 3-heffing gedane toezegging aan het lid Idsinga over een tegenbewijsregeling en de gedane toezegging aan het lid Maatoug over de belasting op kapitaalinkomen in andere landen. Ook gaat hij in op de te nemen besluiten voor rechtsherstel en op het tijdens het debat aan bod gekomen IBO Vermogensverdeling.

Het proces voor rechtsherstel is als volgt: uiterlijk 1 april 2022 ontvangt de Kamer een richtingennotitie over de hersteloperatie, hierna volgt een debat, waarna het kabinet de uitkomsten meeneemt in de besluitvorming. Er kunnen nog geen definitieve uitspraken worden gedaan over het verdere proces en de planning van rechtsherstel. De staatssecretaris wijst erop dat het mogelijk is dat niet wordt voldaan aan de wettelijke plicht om uiterlijk 4 augustus 2022 rechtsherstel te bieden aan belastingplichtigen die zijn aangesloten bij de massaal bezwaarprocedure over de jaren 2017 en 2018.

Update 9 maart 2022

De fiscus heeft een bericht geplaatst met betrekking tot de gevolgen van het arrest van de Hoge Raad inzake de heffing box 3.

Hebt u geen bezwaar gemaakt over de jaren 2017- 2020?
We weten nog niet of de uitspraak ook geldt voor mensen die géén bezwaar hebben gemaakt en waarbij de bezwaartermijn is verstreken. Het kabinet besluit of en hoe dit hersteld wordt en wie daarvoor in aanmerking komt. Nadat dit besluit genomen is, leest u er hier meer over. Tip: Maak altijd bezwaar! Klik hier om online bezwaar te maken en volg de instructies!

Uiterlijk 1 mei besluit kabinet
Wij begrijpen dat u graag zo snel mogelijk hoort of en hoeveel geld u terugkrijgt. Het uitwerken van de uitspraak is complex en wij zijn hierin afhankelijk van politieke besluitvorming. Het gaat om veel mensen en veel geld. Het kabinet wil hier daarom zorgvuldig naar kijken en komt uiterlijk 1 mei 2022 met een besluit.

Update 15 april 2022

Het kabinet is van plan om vanaf 2025 belasting te gaan heffen over het werkelijk rendement in box 3. Een brief over hoe dit nieuwe systeem eruit gaat zien is vandaag naar het parlement gestuurd. Met een zogenaamde vermogensaanwasbelasting zal jaarlijks belasting worden geheven over de werkelijke opbrengst van het vermogen.

Het kabinet heeft het parlement daarnaast een brief gestuurd met daarin opties hoe rechtsherstel kan worden geboden aan de mensen die belasting hebben betaald over vermogen in box 3 voor de jaren 2017 t/m 2022. Dit naar aanleiding van een uitspraak van de Hoge Raad van eind vorig jaar. Voorstel is om mensen rechtsherstel te bieden op basis van een nieuwe berekening waarbij het werkelijk rendement zo dicht mogelijk wordt benaderd. Hier zijn twee varianten voor uitgewerkt.  Voor de tussenliggende jaren 2023 en 2024 wordt tijdelijke wetgeving langs dezelfde lijnen voorbereid.

Update 20 mei 2022

Een belastingplichtige die voor box 3 niet viel onder de massaalbezwaarprocedure en van wie de aanslag inkomstenbelasting voor de jaren 2017 en 2018 onherroepelijk vaststaat, heeft geen recht op de op rechtsherstel gerichte box 3-compensatie bedoeld in het arrest van de Hoge Raad van 24 december 2021. In dat geval bestaat ook geen recht op ambtshalve vermindering van de aanslag. Dat heeft de Hoge Raad vandaag geoordeeld.

Update 4 november 2022 (Geen actie meer nodig voor niet-bezwaarmakers box 3)

Het kabinet zegt dat alle niet-bezwaarmakers aanspraak kunnen maken op een nieuwe uitspraak van de Hoge Raad, mocht de Hoge Raad (HR) belastingplichtigen in een nieuwe procedure in het gelijk stellen. Niet-bezwaarmakers met box 3 inkomen over de jaren 2017-2020 hoeven hiervoor geen verzoek in te dienen. Deze nieuwe procedure gaat over de vraag of niet-bezwaarmakers (net zoals bezwaarmakers) in aanmerking komen voor rechtsherstel. Met belangenorganisaties worden procesafspraken gemaakt over deze procedures voor niet-bezwaarmakers. Het kabinet zegt dit toe om de procedures en afhandeling van verzoeken zo efficiënt mogelijk te laten verlopen.

Het kabinet heeft sinds de uitspraak van de HR op 20 mei onderzocht of en zo ja hoe het mogelijk was niet-bezwaarmakers toch te compenseren. Het kabinet heeft uiteindelijk besloten om geen compensatie te bieden aan de niet-bezwaarmakers. Volledige compensatie kost € 4,1 miljard, waarvan meer dan de helft terecht zou komen bij belastingplichtigen met een vermogen in box 3 van meer dan € 200.000. Voor het kabinet was de bestaanszekerheid van mensen die nu al moeite hebben de rekeningen te betalen prioriteit en er is daarom gekozen voor een omvangrijk koopkrachtpakket. Dit leidde tot veel reacties van de niet-bezwaarmakers, omdat zij het besluit van het kabinet onrechtvaardig vinden.

In één keer een besluit
Het indienen en afhandelen van deze verzoeken levert veel werk op, zowel voor belastingplichtigen en belastingadviseurs als voor de Belastingdienst, omdat ieder verzoek individueel behandeld moet worden.

Er is toegezegd dat alle niet bezwaarmakers voor de jaren 2017 tot en met 2020 aanspraak kunnen maken op een uitspraak van de HR, naar aanleiding van de procedure ‘massaal bezwaar plus’. Zo wordt voorkomen dat zij alsnog een verzoek moeten indienen, mocht de HR de belastingplichtigen in een procedure in het gelijk stellen. Individuele niet-bezwaarmakers hoeven daardoor nu geen actie te ondernemen. Het kabinet benadrukt dat de HR in zijn arrest van 20 mei jl. duidelijk heeft aangegeven dat voor niet-bezwaarmakers geen recht bestaat op een op rechtsherstel gerichte box 3-compensatie. Het kabinet verwacht daarom niet dat nieuwe procedures voor niet-bezwaarmakers een grote kans op rechtsherstel opleveren.

Daarnaast wordt een zogenaamde “massaal bezwaar plus”-procedure geïntroduceerd. Met het invoeren van ‘massaal bezwaar plus’ wordt het mogelijk om ook voor grote aantallen verzoeken tot ambtshalve vermindering in één keer een besluit te nemen. Hierdoor hoeven niet alle verzoeken individueel behandeld te worden, waarmee ernstig verstorende effecten op de uitvoering door de Belastingdienst worden voorkomen. De al ingediende verzoeken worden apart gehouden tot er een uitspraak is.

Gesprekken met belangenorganisaties
De afgelopen periode is er constructief overleg gevoerd met de Bond voor Belastingbetalers, de koepelorganisaties voor belastingadviseurs en de Consumentenbond. Uit deze gesprekken kwam naar voren dat zij aan de rechter de vraag willen voorleggen of er toch niet aan alle belastingplichtigen rechtsherstel geboden moet worden. Samen met de belangenorganisaties worden één of meerdere zaken geselecteerd en aan de belastingrechter voorgelegd. Zo kan er op een gestructureerde manier antwoord van de rechter komen op de vragen die nog bij niet-bezwaarmakers leven.

De komende tijd wordt verder gesproken met de belangenorganisaties over de zaken die worden voorgelegd aan de belastingrechter. Begin 2023 wordt de aanwijzing voor de procedure ‘massaal bezwaar plus’ gedaan.

Update 30 januari 2024

Staatssecretaris Van Rij heeft de voorlopige en definitieve forfaitaire percentages voor de jaren 2023, 2024 en 2025 van de vermogenscategorieën in box 3 bekendgemaakt.

Het huidige, forfaitaire, box 3-stelsel kent drie vermogenscategorieën, banktegoeden, overige bezittingen en schulden. Voor de vermogenscategorieën banktegoeden en schulden wordt hierbij zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij het werkelijk in dat jaar behaalde rendement

Het forfaitaire rendementspercentage voor banktegoeden wordt gebaseerd op het gemiddelde maandelijkse rentepercentage op deposito’s van huishoudens met een opzegtermijn van maximaal drie maanden van het lopende kalenderjaar, zoals gepubliceerd door De Nederlandsche Bank. Ook het forfaitaire rendementspercentage voor schulden wordt gebaseerd op gemiddelden van het lopende kalenderjaar. Hiervoor wordt aangesloten bij de gemiddelde maandelijkse rente over het totale uitstaande bedrag aan woninghypotheken van huishoudens van het lopende kalenderjaar, zoals gepubliceerd door De Nederlandsche Bank. Beide percentages worden gebaseerd op de gegevens over de periode van januari tot en met november van het kalenderjaar, waarbij de maand november dubbel wordt geteld. Aangezien die gegevens pas na afloop van het kalenderjaar bekend zijn, kan het forfaitaire rendementspercentage voor banktegoeden en schulden pas na afloop van het kalenderjaar definitief worden vastgesteld. Inmiddels kunnen de percentages voor banktegoeden en schulden voor het kalenderjaar 2023 worden berekend. Daarnaast kan het forfaitaire rendementspercentage voor de categorie overige bezittingen voor het jaar 2025 worden berekend, ervan uitgaande dat de berekeningswijze zoals de wet voorschrijft ongewijzigd blijft.

Categorie 2023 2024 2025
Banktegoeden 0,92% PM (voorlopig 1,03% voor VA 2024) PM
Overige bezittingen 6,17% 6,04% 5,88%
Schulden 2,46% PM (voorlopig 2,47% voor VA 2024) PM

De forfaitaire rendementspercentages voor de categorieën banktegoeden en schulden kunnen pas na afloop van het kalenderjaar worden berekend en zijn daarom voor de jaren 2024 en 2025 niet in tabel 2 opgenomen. Zoals door middel van het Belastingplan 2024 is geregeld, wordt voor de voorlopige aanslagen wel met een ander percentages gerekend. Voor de voorlopige aanslagen 2024 wordt voor de categorie banktegoeden gerekend met het percentage 1,03% en voor de categorie schulden met het percentage 2,47%.

Update 23 mei 2024

Sinds begin mei 2024 ontvangen belastingplichtigen met beleggingen in box 3 een voorlopige aanslag inkomstenbelasting 2023. De Belastingdienst houdt de aangifte inkomstenbelasting 2023 van deze belastingplichtigen aan totdat de Hoge Raad zijn arresten over box 3 heeft gepubliceerd.

Belastingplichtigen met spaartegoeden in box 3 ontvangen direct een aanslag inkomstenbelasting 2023. Als de Hoge Raad beslist dat het forfaitaire inkomen box 3 niet hoger mag zijn dan het werkelijke inkomen zullen spaarders eerder in aanmerking komen voor een – met terugwerkende kracht – lagere box 3-heffing. Het is ook mogelijk dat de Hoge Raad beslist dat het forfaitaire percentage over 2023 niet hoger mag zijn dan 0,01%. Door binnen 6 weken na de datum van de definitieve aanslag inkomstenbelasting 2023 gemotiveerd bezwaar te maken, stellen deze belastingplichtigen hun rechten veilig. Dit heeft alleen zin als zij meer spaargeld en banktegoeden hebben dan het heffingsvrije vermogen.

Update 6 juni 2024 (Uitspraak Hoge Raad)

Neemt de Wet rechtsherstel box 3, ook wel Herstelwet genoemd, de verdragsinbreuk weg die in de box 3-uitspraak van de Hoge Raad van 24 december 2021 is geconstateerd? De Hoge Raad oordeelt van niet. De voor de Nederlandse inkomstenbelastingheffing in box 3 toepasselijke wetgeving schendt nog steeds het verdragsrechtelijke discriminatieverbod en het eigendomsgrondrecht in de gevallen waarin het forfaitaire rendement hoger is dan het werkelijke rendement. In een aantal uitspraken van vandaag geeft de Hoge Raad nadere regels voor de berekening van dat werkelijke rendement en voor het rechtsherstel dat moet worden geboden in gevallen waarin het verdragsrecht is geschonden.

Volgens de Hoge Raad lost de berekening van het forfaitaire rendement op grond van de Herstelwet het in de uitspraak van 24 december 2021 gesignaleerde probleem doorgaans op voor mensen die niet risicovol beleggen voor zover hun vermogen bestaat uit banktegoeden. Het forfaitaire rendement voor banktegoeden benadert namelijk in de regel het werkelijke rendement. Dat ligt anders voor belastingplichtigen met overige bezittingen, dus voor mensen die overgaan tot het risicovol beleggen van hun vermogen. Het forfaitaire rendement daarvan wordt onder de Herstelwet namelijk op dezelfde wijze berekend als onder het oorspronkelijke stelsel. Daarmee blijft voor alle andere bezittingen dan banktegoeden onverminderd het probleem bestaan dat voor de Hoge Raad in de uitspraak van 24 december 2021 een reden was om een inbreuk op verdragsrecht aan te nemen, namelijk dat een relatief ongelijke behandeling optreedt binnen de groep van deze belastingplichtigen, al naar gelang zij meer of minder succesvol zijn met hun beleggingen. Dit is een ongelijkheid die zich binnen deze groep van beleggers in betekenende mate voordoet, aangezien individuele afwijkingen ten opzichte van het gemiddelde rendement bij beleggingen waarop risico wordt gelopen per definitie optreden en bovendien aanzienlijk kunnen zijn. Aldus treedt ook in de nieuwe berekening onder de Herstelwet een aanmerkelijk verschil in behandeling op tussen succesvolle en minder succesvolle beleggers. Dit verschil in behandeling wordt niet gerechtvaardigd door de belangen die de wetgever met de invoering van de Herstelwet heeft willen dienen. Die stemmen namelijk in belangrijke mate overeen met de belangen die de wetgever heeft willen dienen met het oorspronkelijke stelsel, en die de Hoge Raad in de uitspraak van 24 december 2021 al onvoldoende vond als rechtvaardigingsgrond.

De Hoge Raad is daarom van oordeel dat ook het stelsel van de Herstelwet in strijd is met het discriminatieverbod in combinatie met de bescherming van het eigendomsrecht in gevallen waarin het forfaitaire rendement hoger is dan het werkelijke rendement. Het maakt daarvoor niet uit hoe groot het verschil is tussen het forfaitair bepaalde rendement en het werkelijke rendement. Het voorgaande geldt ook voor de op 1 januari 2023 in werking getreden Overbruggingswet box 3. Deze wet sluit zoveel mogelijk aan bij de Herstelwet, komt daarvoor in de plaats en is bedoeld als overbrugging voor de periode totdat in box 3 een nieuw stelsel is ingevoerd dat is gebaseerd op het werkelijke rendement.

Werkelijk rendement
Met het oog op de rechtseenheid en rechtszekerheid heeft de Hoge Raad in een aantal uitspraken van vandaag regels gegeven voor de berekening van het werkelijke rendement. Daarbij heeft de Hoge Raad zoveel mogelijk aangesloten bij het rendementsbegrip dat de wetgever voor ogen heeft gestaan bij de vormgeving van het forfaitaire stelsel in box 3. Bij de vaststelling van het werkelijke rendement dient het gehele vermogen (dus met inbegrip van banktegoeden) van de belastingplichtige in box 3 te worden betrokken, zonder aftrek van het heffingsvrije vermogen. Het gaat om het nominale rendement, dus zonder rekening te houden met inflatie. Met het positieve of negatieve rendement in andere jaren wordt geen rekening gehouden. Dat sluit aan bij het stelsel van forfaitaire heffing in box 3. Het werkelijke rendement omvat niet alleen voordelen die uit vermogensbestanddelen worden getrokken, zoals rente, dividend en huur, maar ook positieve en negatieve waardeveranderingen van die vermogensbestanddelen. Ook ongerealiseerde waardeveranderingen behoren tot het werkelijke rendement. Om zoveel mogelijk aan te sluiten bij het forfaitaire stelsel in box 3 wordt met kosten geen rekening gehouden, maar wel met rente van schulden die tot het vermogen in box 3 behoren.

Rechtsherstel
Een inbreuk op het discriminatieverbod in het EVRM en het eigendomsrecht in het EP vindt dus plaats in gevallen waarin het forfaitaire rendement hoger is dan het werkelijke rendement. In die gevallen moet rechtsherstel worden verleend. In die zin had de Hoge Raad al beslist in de uitspraak van 24 december 2021. De Hoge Raad bepaalt nu dat dit rechtsherstel moet inhouden dat de belastingaanslag zo ver wordt verminderd, dat alleen nog belasting in box 3 wordt geheven over het werkelijke rendement. Het is aan de belastingplichtige om aan te tonen dat zijn werkelijke rendement lager is dan het forfaitaire rendement. Bij de vermindering van de aanslag wordt op grond van de Nederlandse fiscale wetgeving geen rente vergoed door de Belastingdienst. Als regel is dat volgens de Hoge Raad niet in strijd met het EVRM. Gelet op de jurisprudentie van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens bestaat voor een uitzondering op deze regel slechts aanleiding in gevallen waarin het bedrag van de wettelijke rente meer is dan het bedrag van de belastingvermindering in box 3. In andere gevallen hoeft geen rente te worden vergoed, aldus de Hoge Raad.

Update 6 juni 2024 (Reactie Staatssecretaris Van Rij op uitspraak Hoge Raad

Staatssecretaris Van Rij (Fiscaliteit & Belastingdienst) reageert op de uitspraak van de Hoge Raad inzake 5 arresten over box 3:
“Vandaag heeft de Hoge Raad uitspraak gedaan in 5 zaken die gaan over de wet rechtsherstel en de overbruggingswet box 3: de invulling van het begrip werkelijk rendement en het wel of niet recht hebben op een rentevergoeding. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat alleen voor de categorie overige bezittingen, zoals vastgoed, aandelen en beleggingen het rechtsherstel onvoldoende is wanneer het werkelijk rendement lager is dan het forfaitaire rendement. Volgens de Hoge Raad valt onder werkelijk redendement het gehele vermogen, inclusief banktegoeden en inflatiewinst. Dit betekent dat gerealiseerde en ongerealiseerde positieve en negatieve waardeveranderingen behoren tot het werkelijk rendement en meegenomen moeten worden in de berekening. Bij de berekening van het werkelijk rendement in een jaar, hoeft volgens de Hoge Raad geen rekening gehouden te worden met positieve of negatieve rendementen uit andere jaren. Kosten mogen niet afgetrokken worden, financieringskosten wel.

Deze uitspraak van de Hoge Raad heeft grote budgettaire gevolgen en consequenties voor de uitvoering door de Belastingdienst. Wij gaan de uitspraken en de gevolgen van de uitspraken nu bestuderen en in kaart brengen. Ik verwacht dat hiervoor zo’n acht weken de tijd nodig is. Mogelijk is dan nog niet alles uitgezocht, wel wordt dan aangegeven welke mogelijkheden zijn verkend en waar nog eventuele vraagstukken zitten. Daarna volgt politieke besluitvorming en dat is aan het volgende kabinet. In de tussentijd hoeven belastingplichtigen niets te doen, zodra er meer duidelijk is worden zij geïnformeerd. Belastingplichtigen voor wie de uitspraak gevolgen heeft, krijgen eerst van de Belastingdienst een brief.

Deze uitspraak lijkt vooralsnog in lijn met wat er in het voorstel voor een stelsel op basis van werkelijk rendement wordt uitgewerkt.”

Accountants en belastingadviseurs zien bui hangen na Hoge Raad-arrest

Accountants en belastingadviseurs vrezen ‘bergen werk’ te krijgen nu de Hoge Raad een streep heeft gezet door de herstelwet box 3. De Hoge Raad vindt het in strijd met de mensenrechten dat belastingplichtigen aangeslagen worden op basis van een fictief rendement. Daarom hebben met name beleggers, wiens rendementen sterk fluctueren per jaar en soms ver onder het veronderstelde rendement blijven, recht op teruggave van te veel betaalde belasting.

Zelf aantonen
De adder onder het gras is dat beleggers zelf moeten aantonen wat de afgelopen jaren het werkelijke rendement is geweest op hun investeringen. Het is de verwachting dat velen hiertoe een beroep zullen doen op hun accountant of belastingadviseur. Die zien hierdoor ‘bergen werk’ op zich afkomen, te meer omdat lang niet alle belastingplichtigen de benodigde gegevens bewaard zullen hebben.

Bergen werk
In afwachting van de uitspraak van de Hoge Raad is de Belastingdienst gestopt met het opleggen van het merendeel van de spaartaks over de jaren 2021, 2022 en inmiddels ook 2023. ‘Er liggen nu circa 1,7 miljoen aangiften klaar,’ zegt SRA-bestuurslid Edwin de Witte tegen het ANP. ‘Veel mensen moeten we nu opnieuw aanschrijven, omdat ze moeten aantonen wat de afgelopen jaren hun werkelijke rendement op hun beleggingen was.’ In het geval van aandelenportefeuilles is dat vaak makkelijk omdat banken alles keurig bijhouden. ‘Maar voor vastgoed of andere bezittingen kan dat veel lastiger te bewijzen zijn.’

Nog niet ten einde
De Witte signaleert nog een probleem voor belastingplichtigen in de uitspraak van de Hoge Raad: ‘Beleggers moeten nu volgens de hoogste rechter belasting gaan betalen over ongerealiseerd rendement, terwijl ze dat niet altijd liquide beschikbaar hebben.’ Ook is niet duidelijk wat er met een aangifte gebeurt als de belastingplichtige geen harde bewijzen kan overleggen. De spaartaks zal Nederland nog wel even bezighouden, is de verwachting.

Hoge Raad weet (aangenaam) te verrassen met nieuwe box 3-arresten

Op 6 juni 2024 heeft de Hoge Raad vijf arresten gewezen over box 3. Je kunt niet anders zeggen dan dat vriend en vijand, en dan mag je zelf bepalen wie wie is, waren verrast met de inhoud van de arresten. In het Kerstarrest van 24 december 2021 (ECLI:NL:HR:2021:1963) maakte de Hoge Raad al korte metten met de wettelijke systematiek vanaf 2017 ten aanzien van de wijze waarop op forfaitaire wijze het inkomen uit sparen en beleggen (box 3) werd bepaald. Hierover is al genoeg gezegd en geschreven. Het Kabinet reageerde hierop met de Wet rechtsherstel box 3 (Herstelwet), en gaf nieuwe regels hoe je vanaf 2017 het inkomen uit sparen en beleggen moest berekenen. Maar weer met forfaits. Ook die Herstelwet heeft de Hoge Raad nu op 6 juni 2024 volledig met de grond gelijk gemaakt. In één van die vijf arresten bepaalt de Hoge Raad het volgende:
”In overeenstemming met de beslissing van de Hoge Raad in het arrest van 24 december 2021, moet daarom worden aangenomen dat ook bij degene die door het forfaitaire stelsel van de Herstelwet wordt geconfronteerd met een heffing naar een voordeel uit sparen en beleggen dat hoger is dan het werkelijke rendement, daardoor een schending optreedt van zijn door artikel 1 EP in samenhang met artikel 14 EVRM gewaarborgde rechten.” Aldus r.o. 5.3.7 in het arrest met het nummer ECLI:NL:HR:2024:704.

Gevolgen voor spaarders en beleggers
Voor spaarders en beleggers heeft dat als gevolg, dat als het werkelijk rendement lager is dan het forfaitair bepaalde rendement dat de fiscus volgens de Herstelwet berekent, je niet meer belasting verschuldigd bent dan over het werkelijke rendement. Ook al scheelt dat maar € 1. Het is echter aan de belastingplichtige om aan te tonen dat zijn werkelijk rendement lager is dan het forfaitaire rendement. Op hem rust de bewijslast, zo heeft de Hoge Raad ook uitdrukkelijk bepaald. En, voor de goede orde, dat geldt niet alleen voor alle aanslagen die nog open staan over de periode van 2017 tot en met 2022 (onder de Wet rechtsherstel box 3), maar ook voor alle aanslagen die worden opgelegd over de periode vanaf 2023 (onder de Overbruggingswet box 3), tot de invoering van de nieuwe Wet werkelijk rendement box 3, waarschijnlijk pas per 1 januari 2027. Ook dat heeft de Hoge Raad uitdrukkelijk nu alvast bepaald. Je kunt maar duidelijk zijn. Dat houdt voor de fiscus complete chaos in. Maar niet alleen voor de fiscus, ook voor belastingplichtigen. Want die mogen over de periode 2017 tot en met 2022 nu kiezen uit drie systemen:

  • heffing volgens het wettelijke systeem, zoals dat destijds gold met de vermogensmix;
  • heffing volgens de Herstelwet met de drie categorieën banktegoeden, overige bezittingen en schulden; of
  • heffing over het werkelijke rendement.

En als je praat over fiscaal partners, mag elke partner kiezen voor zijn eigen systeem. Dat geeft totaal dus drie maal drie is negen (!) mogelijkheden. Ga dan maar eens optimaliseren. Drie maal drie is negen en ieder zingt zijn eigen lied. Drie maal drie is negen en Marnix zingt zijn lied.

Dat de Herstelwet met de grond gelijk zou worden gemaakt, is geen verrassing. Iedereen rekende daar al een beetje op. Er bestond wat vrees dat de Hoge Raad zou kiezen voor rechtsgeldigheid van de Herstelwet, puur uit pragmatische overwegingen. Om bovengenoemde chaos te voorkomen. Dit, omdat vanaf 2027 de zaak toch ten enenmale wordt opgelost, en dan wél deugdelijk, met ook een heffing over het werkelijke rendement. Maar de Hoge Raad hield de rug recht en bleef zuiver in de leer. Fout is fout. En zette vervolgens een vette streep door de Herstelwet.

Maar wat is dan dat werkelijk rendement?
De hamvraag luidt hoe je het werkelijk rendement moet berekenen. En de Hoge Raad maakt me helemaal blij: ook daarover heeft hij zich uitgebreid uitgelaten. Op zich overigens wel opmerkelijk, want de Hoge Raad is een rechter en nu eenmaal geen wetgever. Toch vult hij de regels over het bepalen van het werkelijk rendement al in. Hij motiveert dit als volgt:
“Met het oog op de op dit terrein wenselijke rechtseenheid en rechtszekerheid, ziet de Hoge Raad aanleiding om regels te formuleren met betrekking tot de vaststelling van het hiervoor in 5.3.7 bedoelde werkelijke rendement”…in r.o. 5.4.1 van bovengenoemd arrest. En op zich wel prettig, scheelt in de toekomst een nieuwe gang naar de rechter. Het kan maar weer duidelijk zijn.

De Hoge Raad sluit zoveel mogelijk aan bij de uitgangspunten van het box 3-stelsel. Hoe luiden dan die regels?

  • Bij het vaststelling van het werkelijk rendement dient het gehele vermogen (dus met inbegrip van banktegoeden) van belastingplichtige in box 3 te worden betrokken. Je moet dus een vergelijking maken tussen het werkelijk rendement en het forfaitaire rendement voor alle vermogensbestanddelen gezamenlijk. En niet per vermogensbestanddeel. Dus ook het werkelijke en het forfaitaire spaarrendement moet je meetellen.
    In dit verband verdient het nog de opmerking dat de vaststelling van het werkelijk rendement op het gehele vermogen in box 3 meebrengt dat gekeken moet worden naar het saldo van positieve én negatieve resultaten van verschillende vermogensbestanddelen in het desbetreffende jaar.
  • Heffing vindt plaats over het nominale box 3-vermogen, je mag geen rekening houden met inflatie. Ook inflatoire schijnwinsten worden daardoor belast.
  • Je mag geen rekening houden met een heffingsvrij vermogen. Daardoor zal vooral voor kleine spaarders en beleggers het forfaitair stelsel met een heffingsvrij vermogen aantrekkelijker zijn dan heffing over het werkelijk rendement zonder heffingsvrij inkomen.
  • Met het positieve of negatieve rendement in andere jaren wordt geen rekening gehouden, dus geen vorm van verliescompensatie. Daardoor kan het zijn dat je in jaar n een negatief inkomen kunt hebben en in het volgende jaar n+1 een positief inkomen. Dan mag je het positieve inkomen van jaar n+1 niet verlagen met het negatieve inkomen uit jaar n.
  • Het werkelijk rendement omvat niet alleen de directe voordelen die uit vermogensbestanddelen worden getrokken, zoals rente, dividend en huur, maar ook indirecte inkomsten moet je meenemen, in de zin van positieve én negatieve waardeveranderingen van die vermogensbestanddelen. Kortom, ook ongerealiseerde waardeveranderingen behoren tot het werkelijk rendement en daar moet je dus ook belasting over betalen, althans als je kiest voor heffing over het werkelijk rendement. Dat is vooral voor bezitters van crypto en andere volatiele beleggingen een dingetje. Hierbij wijkt de Hoge Raad uitdrukkelijk af van het oordeel van de gerechtshoven.
    De vraag luidt echter bij vastgoed, hoe je dat moet bepalen. Voor andere onroerende zaken dan woningen, zal dat de waarde in het economische verkeer zijn. Maar bij woningen? Als je inderdaad zoveel mogelijk wilt aansluiten bij de vormgeving van het stelsel van box 3, zou dat de ontwikkeling van de WOZ-waarden zijn. De stijging van de WOZ-waarde vormt dan de niet gerealiseerde waardeontwikkeling. Maar wat als je een woning aankoopt tegen een koopsom die hoger is dan de WOZ-waarde? Of als je een woning gaat verbeteren? Leidt dat tot aftrekbare afwaarderingen?
    Dat leidt overigens wel tot cherry picking. Je mag in het ene jaar kiezen voor heffing over het werkelijk rendement, het andere weer over het forfaitaire rendement. Dus in jaren van forse koersdalingen kies je voor heffing over het werkelijke rendement, in jaren van forse koersstijgingen voor heffing over het forfaitaire rendement van amper 6 procent.
  • Kosten zijn niet aftrekbaar. Dat past enerzijds bij de achtergronden van de rendementsberekeningen van box 3. Anderzijds is dat dogmatisch niet helemaal zuiver. Voor panden wordt de huuropbrengst wel belast, maar kosten die je maakt voor OZB, verzekeringen, onderhoud, e.d. zijn niet aftrekbaar. Dat is wel weer pragmatisch. Geen gezeur over de aftrekbaarheid van allerhande Praxisbonnetjes.

Nog openstaande vragen
Hoe concreet de Hoge Raad ook was, een aantal vragen staat nog open. Maar op die vragen krijgen we wellicht later nog een antwoord.

Wat staat zoal nog aan vragen open:

  • Vormt het eigen gebruik van een tweede woning (die niet wordt verhuurd) ook een inkomen dat in box 3 wordt belast?
  • Wat is het genietingsmoment van box 3-inkomen? Zo betaalt de Rabobank rente over 2023 uit op 1 januari 2024. Is dat inkomen in 2023 of in 2024? En kun je dan ‘sturen’ door bijvoorbeeld huur voor een beleggingsvakantiewoning vooraf of achteraf te laten betalen?
  • Hoe gaan we om met het jaarlijks bepalen van ongerealiseerde waardemutaties, vooral bij incourante zaken, zoals deelnemingen in bedrijven, vastgoed, beleggingskunst, enzovoort. Vooral dit laatste is een hele lastige.

Maar goed, er moet natuurlijk altijd nog wel wat te vragen over blijven. Anders hebben belastingadviseurs geen werk meer.

Rente over belastingteruggave door rechtsherstel
De Hoge Raad heeft ook bepaald dat als een belastingplichtige geld terugkrijgt door toepassing van het rechtsherstel, hij daarbij geen recht heeft op een rentevergoeding. Noch op belastingrente, noch op wettelijke rente. Dat is alleen anders als de wettelijke rente hoger is dan de belastingvermindering in box 3. Duidelijke taal.

Actie
Eén ding is duidelijk: als iemand een aanslag krijgt waarin belasting is geheven over forfaitair inkomen en het werkelijk inkomen is lager, let wel over het gehele vermogen gemeten, teken dan acuut bezwaar aan. Het ministerie van Financiën reageerde al snel op de arresten met een nieuwsbericht. Een passage daaruit luidt:
”In de tussentijd hoeven belastingplichtigen niets te doen, zodra er meer duidelijk is worden zij geïnformeerd. Belastingplichtigen voor wie de uitspraak gevolgen heeft, krijgen eerst van de Belastingdienst een brief.”

Nou… Als een aanslag binnenvalt, zou ik toch maar bezwaar aantekenen binnen de bezwaartermijn van zes weken. Dit, tot we zeker weten wat de exacte gevolgen van de arresten zijn. Voor bezwaarschriften geldt een harde wet: “te laat is te laat”. En als iemand alleen maar spaartegoeden heeft, en de definitieve aanslag over 2023 valt binnen, ook dan luidt het advies om als de wiedeweerga bezwaar aan te tekenen.

Zie hierover mijn eerdere column op TaxLive “Ook spaarders in bezwaar tegen box 3-aanslag?” van 8 april jongstleden.

Update 20 juni 2024 (Recente arresten Hoge Raad over box 3 ook van toepassing op spaarders

Ook spaarders kunnen naar aanleiding van de Hoge Raad-arresten van 6 juni 2024, onder andere ECLI:NL:HR:2024:704, V-N 2024/28.3, bezwaar maken tegen aanslagen inkomstenbelasting 2023. Dat antwoordt staatssecretaris Van Rij van Financiën op vragen van Kamerlid Grinwis (CU) naar aanleiding van het bericht “Spaarders in box 3 mogen oordeel Hoge Raad niet afwachten”.

De meeste aanslagen inkomstenbelasting 2023 van spaarders in box 3 hebben een dagtekening van begin mei 2024, waardoor de aanslagen op 6 juni nog niet onherroepelijk vaststonden. De arresten gelden daarmee ook voor de aanslagen inkomstenbelasting 2023. Over de arresten wordt communicatie voorbereid.

Een rendementspercentage in 2023 van 0,92% voor banktegoeden is volgens de staatssecretaris redelijk en sluit goed aan bij het werkelijke gemiddelde rendement. Daarom is ervoor gekozen om alleen de aanslagen aan te houden van belastingplichtigen met ook overige bezittingen in box 3.

De procedure tot 2016, waarbij werd aangesloten bij het moment van aanwijzen van de massaalbezwaarprocedure, is vooral gunstig voor de groep niet-bezwaarmakers. Indien de aanslag op dat moment nog niet onherroepelijk vaststond, werd de aanslag overeenkomstig de gunstige uitkomst verminderd. Een terugkeer naar deze procedure is volgens de staatssecretaris te eenzijdig en leidt niet tot een gewenst evenwicht tussen individuele belangen van belastingplichtigen en het algemene belang van belastingheffing. Daarom wordt onderzoek gedaan naar een betere oplossing, bijvoorbeeld een vernieuwd formeelrechtelijk heffingssysteem onder de noemer ‘direct aanpassen’, zie ook de brief van 3 april 2024 (V-N 2024/19.21).

Update 18-07-2024 (1e duiding arresten Hoge Raad box 3)

Afgelopen juni heeft de Hoge Raad geoordeeld dat belastingplichtigen met een lager werkelijk rendement dan het veronderstelde rendement op hun box 3-vermogen de gelegenheid moeten krijgen dit aan te tonen. Als het werkelijke rendement lager is dan het zogeheten forfaitaire rendement, dan moet de belastingaanslag verminderd worden. Inmiddels is voor bepaalde onderdelen van de uitspraak helder wat dit betekent, voor bepaalde onderdelen is verdere uitwerking nodig. Ook is helder wat de vervolgstappen zijn voor belastingplichtigen en wanneer gestart kan worden met het herstel. Zo ontvangen belastingplichtigen vanaf half oktober een brief waarin staat wat ze wanneer kunnen doen.

Duiding werkelijk rendement
De Hoge Raad heeft geoordeeld dat het werkelijk rendement van het gehele box 3-vermogen, inclusief banktegoeden en spaargeld relevant is. Het gaat hier om zowel het directe rendement, zoals rente, huur en dividend als het indirecte rendement, zoals (on)gerealiseerde waardestijgingen en waardedalingen van het vermogen en ontwikkeling van de WOZ-waarde van woningen. Het werkelijke rendement wordt jaarlijks bepaald en er is geen verliesverrekening vanuit andere jaren mogelijk. Het werkelijke rendement van vermogen dat onder het heffingvrije vermogen valt, telt ook mee. Dit geldt ook voor het werkelijke rendement van bezittingen en schulden dat pas na de peildatum van 1 januari tot het box 3-vermogen behoort. Kosten, met uitzondering van rente op schulden, zijn volgens de Hoge Raad niet aftrekbaar. De Hoge Raad heeft daarnaast ook geoordeeld dat er geen belastingrente hoeft te worden vergoed bij de vermindering van de aanslag bij bezwaar, beroep of ambtshalve vermindering.

Planning herstel en informeren belastingplichtigen
De Hoge Raad heeft geoordeeld dat het aan belastingplichtigen zelf is om aan te tonen dat hun werkelijke rendement per jaar lager is dan het forfaitaire rendement. Belastingplichtigen moeten zelf de benodigde gegevens opzoeken en invullen. Om de belastingplichtigen hierin zo goed mogelijk te helpen, werkt de Belastingdienst aan een online formulier waarmee zij deze gegevens kunnen aanleveren (het formulier Opgaaf Werkelijk Rendement; OWR). Belastingplichtigen hoeven voorlopig nog geen actie te ondernemen. Belastingplichtigen die mogelijk in aanmerking komen voor rechtsherstel krijgen vanaf half oktober 2024 een informatiebrief van de Belastingdienst. Hierin krijgen zij uitleg over de vervolgstappen: wat kunnen ze wanneer verwachten en doen.

De Belastingdienst is begonnen met de voorbereidingen voor het formulier Opgaaf Werkelijk Rendement, maar dit kost wel de nodige tijd en ICT-capaciteit. Zo wordt er bijvoorbeeld nog gewerkt aan het inbouwen van een partnerverdeling in het formulier en aan een functionaliteit waarmee belastingplichtigen hun forfaitaire rendement kunnen vergelijken met hun werkelijke rendement. Ook moet de Belastingdienst de systemen inrichten om de ingevulde formulieren te kunnen verwerken. Volgens de huidige planning komt het formulier in de zomer van 2025 beschikbaar. Belastingplichtigen ontvangen dan een vervolgbrief.

Nog uit te werken punten
Hoewel de Hoge Raad in haar uitspraak veel handvatten geeft om het rendement te berekenen, zijn er een aantal zaken die nog verder uitgewerkt moeten worden. Bijvoorbeeld in hoeverre het eigen gebruik van onroerende zaken tot het werkelijke rendement moet worden gerekend en hoe de waardeontwikkeling moet worden bepaald als een woning gedurende het jaar wordt verkocht. Deze punten worden vervolgens verwerkt in het formulier. Verder wordt in kaart gebracht welke belastingplichtigen in aanmerking komen voor het rechtsherstel.

Extra informatie en hoe zelf bezwaar te maken

Wet rechtsherstel box 3

Om het box 3-stelsel in lijn te brengen met het Kerstarrest maakt de regering onderscheid tussen het verleden, het heden en de toekomst. Voor het verleden moet rechtsherstel worden geboden. Het onderhavige wetsvoorstel regelt het rechtsherstel voor deelnemers aan de massaalbezwaarprocedures over de jaren 2017 tot en met 2020 en voor aanslagen van alle andere belastingplichtigen die nog niet onherroepelijk vaststonden op 24 december 2021 of op die datum nog niet waren vastgesteld (waaronder aanslagen over de jaren 2021 en 2022). Hiertoe wordt een nieuwe berekening van het box 3-inkomen (het voordeel uit sparen en beleggen) opgesteld. Als de nieuwe berekening lager uitkomt dan de oorspronkelijke berekening van het voordeel uit sparen en beleggen, dan wordt dit nieuwe voordeel uit sparen en beleggen gehanteerd. Voor de toekomst is in het coalitieakkoord de ambitie opgenomen om een nieuw box 3-stelsel in te voeren, waarbij inkomsten uit vermogen worden belast op basis van het werkelijke rendement. De regering wil dit stelsel invoeren per 1 januari 2026. Voor de tussenliggende jaren, het heden, brengt het voorstel Overbruggingswet box 3 (36.204) het box 3-stelsel in lijn met het Kerstarrest.

Overbruggingswet box 3

Dit wetsvoorstel biedt een tijdelijke oplossing voor box 3 tot het moment dat het nieuwe stelsel voor box 3 in werking treedt. In het nieuwe stelsel worden inkomsten uit vermogen belast op basis van het werkelijke rendement. Daardoor hoeft men in bepaalde situaties niet langer belasting te betalen over fictieve rendementen die niet daadwerkelijk behaald zijn en wordt box 3 eerlijker. Er wordt gekoerst op invoering van een box 3 stelsel op basis van het daadwerkelijk behaalde rendement met ingang van 2026. Dat betekent dat het huidige stelsel van box 3 tot die datum aangepast moet worden om te voldoen aan het arrest van de Hoge Raad van 24 december 2021 over de belastingheffing in box 3 (het zogenaamde Kerstarrest). Het onderhavige wetsvoorstel voorziet in de tussenliggende jaren in een tijdelijk stelsel dat voortborduurt op de herstelwetgeving voor box 3.

Box 3: Alles over de vermogensrendementsheffing (website Belastingdienst)

Alles wat u moet weten (over de huidige stand van zaken)!

Box 3: Maak altijd zelf bezwaar tegen heffing box 3 op elke definitieve aanslag met uw DigiD!

Hoe maakt u bezwaar?
Online bezwaar aantekenen tegen definitieve aanslagen inkomstenbelasting gaat simpel via de website van de Belastingdienst.

Klik hier om online bezwaar te maken en volg de instructies!

Is het niet mogelijk digitaal bezwaar te maken? Maak bezwaar via een PDF-formulier en stuur deze per post op aan de Belastingdienst.

Vergeet in het bezwaar ook niet aan te geven dat u:

  • een rentevergoeding dient te krijgen in verband met een teruggaaf van – in strijd met het EVRM geheven – belasting (box 3); en
  • een kostenvergoeding wenst op grond van artikel 7:15 AWB vanwege kosten van het inschakelen van een intermediair (Robelco Tax Services)