Een door een buitenlandse werkgever aan een Nederlandse werknemer toegekende kostenvergoeding is vrijgesteld voor de inkomstenbelasting voor zover die vergoeding voldoet aan de wettelijke eisen die in de loonbelasting gelden voor een vrijgestelde kostenvergoeding. Die vergoeding door de werkgever hoeft niet vooraf als zodanig te worden aangewezen, zoals voor de loonbelasting nodig is. Dat heeft de Hoge Raad vandaag beslist.
De zaak
De belanghebbende woonde in Nederland en werkte als piloot voor een Ierse luchtvaartmaatschappij. Zijn diensten als piloot werden door tussenkomst van een naar Iers recht opgerichte vennootschap (de Ltd) ter beschikking gesteld aan een buitenlands uitzendbureau. De luchtvaartmaatschappij huurde de diensten van de belanghebbende in via dat uitzendbureau.
Het uitzendbureau betaalde de Ltd bedragen gebaseerd op het aantal door de belanghebbende gewerkte uren. Daarnaast betaalde het uitzendbureau aan de Ltd een ‘allowance’ per gepland uur van de belanghebbende. De Ltd heeft belanghebbende bedragen uitbetaald voor zijn werkzaamheden als gezagvoerder. Die bedragen heeft zij deels aangemerkt als kostenvergoeding (‘expenses’) op basis van door belanghebbende als kosten gedeclareerde bedragen, en deels als loon.
De belanghebbende heeft de bedragen die aan hem door de Ltd als ‘expenses’ zijn uitbetaald, in zijn aangifte voor de inkomstenbelasting niet als loon in zijn belastbare inkomen begrepen. De Inspecteur was het daarmee niet eens en heeft bij het vaststellen van de aanslag inkomstenbelasting de als ‘expenses’ uitbetaalde bedragen wel tot het belastbare loon gerekend. Lees verder