Een Letse zeevarende die buiten de EU werkt is verzekerd in zijn woonstaat. Dat is (ook) de conclusie van Advocaat-Generaal Pitruzzella (Europese Hof van Justitie) naar aanleiding van een prejudiciële vraag die de Hoge Raad der Nederlanden heeft gesteld aan het Europese Hof van Justitie (zaak C-631/17) naar aanleiding van een procedure die door Robelco Tax Services wordt gevoerd.
Casus
In de zaak gaat het om een inwoner van Letland met de Letse nationaliteit die in het jaar 2013 werkzaam is voor een in Nederland gevestigde werkgever. De werkzaamheden van de Letse zeevarende worden verricht aan boord van een zeeschip dat onder de vlag van de Bahama’s vaart.
In geschil is of de werknemer in deze periode onderworpen is aan de Nederlandse volksverzekeringen. De inspecteur stelt dat artikel 11, lid 3, onder e, van EG-Verordening 883/2004, niet op de Letse zeevarende van toepassing kan zijn en dat dientengevolge op basis van het arrest Aldewereld de wetgeving van het land waar de werkgever is gevestigd van toepassing is. Dat is in deze zaak Nederland. De vraag die derhalve beantwoord moet worden is of artikel 11, lid 3, onder e, van EG-Verordening 883/2004 van toepassing is op de Letse zeevarende die buiten de EU zijn werkzaamheden verricht.
Conclusie A-G Pitruzzella (Europese Hof van Justitie)
Volgens de A-G valt deze situatie inderdaad onder dit artikel, de nieuwe vangnetbepaling van EG-Verordening 883/2004 (artikel 11, lid 3, onder e). Dat artikel wijst de sociale zekerheidswetgeving van de woonstaat aan. Er is discussie over of dit artikel niet slechts in toepassing is beperkt tot inactieven en post-actieven. Maar volgens de A-G is dit niet het geval, omdat dit niet naar voren komt uit de tekst van het artikel en de (summiere) toelichting daarop. De toepassing van de vangnetbepaling resulteert vervolgens in het aanwijzen van de wetgeving van het woonland van de werknemer (in casu de Letse), waardoor de Nederlandse wetgeving inzake sociale zekerheid niet op de Letse zeevarende van toepassing is. Dit is in lijn met hetgeen is ingebracht door Robelco Tax Services en stemt volledig overeen met de uiteenzetting van de Hoge Raad der Nederlanden in deze zaak.
Wat zijn de mogelijke gevolgen?
Indien Het Europese Hof van Justitie de conclusie van de A-G volgt zal voor alle werkzaamheden die onder de reikwijdte van Verordening 883/2004 vallen, maar waarvoor geen specifieke aanwijsregel bestaat, de wetgeving van de woonstaat van de werknemer van toepassing zijn. In de praktijk kan dit voor werkgevers leiden tot (extra) administratieve lasten wanneer er gebruik wordt gemaakt van werknemers vanuit verschillende Europese landen.
De arresten Aldewereld en Kik zijn niet (meer) relevant voor soortgelijke gevallen die spelen na 1 mei 2010 (de inwerkingtreding van de nieuwe Verordening). Voor gevallen die zijn aangevangen voor de inwerkingtreding van Verordening 883/2004 en daarna ongewijzigd voortduren is overgangsrecht van toepassing, op basis waarvan de uitwerking van Verordening 1408/71 nog van toepassing is voor een maximale periode van 10 jaar.
Tot besluit
Sinds 1 januari 2015 is de jurisprudentie van het Europese Hof van Justitie (arresten Aldewereld en Kik) vastgelegd in de Nederlandse nationale wetgeving. Deze regels stellen dat EU-onderdanen, woonachtig in een andere LidStaat dan Nederland, in dienst bij een Nederlandse werkgever en die werkzaam zijn buiten de EU (en de EER en Zwitserland), onderworpen zijn aan de Nederlandse werknemers- en volksverzekeringen.
Indien de conclusie van de A-G door het Europese Hof wordt gevolgd, zal deze wetgeving elke waarde verliezen. Individuen die in een dergelijke situatie geraken, blijken immers sociaal verzekerd te zijn in hun woonland en niet in het land waar hun werkgever is gevestigd!