Vandaag (15-11-2024) heeft de Hoge Raad antwoord gegeven op de navolgende vraag:
“Hoe moet het inkomstenbelastingdeel en het premiedeel van de arbeidskorting, de inkomensafhankelijke combinatiekorting en het premiedeel van de algemene heffingskorting worden berekend voor een persoon die slechts een gedeelte van het jaar belastingplichtig is in Nederland en in de niet-Nederlandse periode niet-Nederlands inkomen heeft genoten?”
De Hoge Raad beantwoorde de vraag als volgt:
“Voor een persoon die slechts gedurende een deel van het jaar binnenlands belastingplichtig is geweest en de rest van het jaar in het geheel niet belastingplichtig is geweest in Nederland, moeten het inkomstenbelasting- en premiedeel van de arbeidskorting en de inkomensafhankelijke combinatiekorting, en het premiedeel van de algemene heffingskorting, ook onder de met ingang van 2019 geldende wettelijke regeling, uitsluitend worden berekend op basis van het arbeidsinkomen respectievelijk het belastbare inkomen uit werk en woning dat is genoten in de periode van binnenlandse belastingplicht.”
Het betrof hier een vergelijkbare zaak als een door Robelco Tax Services voor één van zijn relaties aanhangig gemaakte procedure.
Bron
– Beantwoording prejudiciële vraag door de Hoge Raad (15-11-2024):
– https://uitspraken.rechtspraak.nl/details?id=ECLI:NL:HR:2024:1660