Vandaag (22-03-2024) heeft de Hoge Raad antwoord gegeven op de navolgende vraag:
“Hoe moet voor een buitenlands belastingplichtige die (een deel van het jaar) premieplichtig is in Nederland, het PVV-deel van de ouderenkorting worden berekend?”
De Hoge Raad beantwoorde de vraag als volgt:
“Voor een buitenlandse belastingplichtige die geen kwalificerende buitenlandse belastingplichtige is in de zin van artikel 7.8 Wet IB 2001, moet de heffingskorting voor de volksverzekeringen, evenals de heffingskorting voor de inkomstenbelasting, worden berekend op basis van het bedrag van de standaardheffingskorting. Voor zover het om inkomen uit werk en woning gaat, moet de van die korting deel uitmakende ouderenkorting worden vastgesteld op basis van het belastbare inkomen uit werk en woning in Nederland van de belastingplichtige als bedoeld in afdeling 7.2 Wet IB 2001 (het binnenlandse inkomen). De aldus berekende heffingskorting voor de volksverzekeringen moet op grond van artikel 2.6a van de Regeling Wfsv tijdsevenredig worden verminderd naar rato van de periode van premieplicht in het kalenderjaar als het gaat om iemand die, anders dan door overlijden, slechts gedurende een gedeelte van het kalenderjaar premieplichtig is.”
Het betrof hier een door Robelco Tax Services voor één van zijn relaties aanhangig gemaakte procedure. Wij hebben hier eerder aandacht aan geschonken in eerdere blogberichten (https://robelco.com/prejudiciele-vraag-over-berekening-premiedeel-ouderenkorting/ en https://robelco.com/prejudiciele-vraag-over-berekening-premiedeel-ouderenkorting-2/). Het antwoord van de HR ligt volledig in lijn met hetgeen door ons kantoor werd aangevoerd. De uitspraak van de Rechtbank zal later volgen.
Bronnen
– Uitspraak Rechtbank Zeeland-West-Brabant (18-08-2023):
– https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBZWB:2023:5776
– Prejudiciële vraag gesteld aan Hoge Raad der Nederlanden (23-08-2023):
– https://www.hogeraad.nl/prejudiciele-vragen/overzicht/?vraag=23/04137
– Conclusie A-G (Parket van de Hoge Raad; 19-01-2024):
– https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:PHR:2024:79
– Beantwoording prejudiciële vraag door de Hoge Raad; 22-03-2024):
– https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:HR:2024:470